In 2019 wijdde het Museum der Moderne in Salzburg, in samenwerking met Museum Jorn in Silkeborg, onder de titel ‘Ausgeschnittene Holzwege: Asger Jorns Druckgrafik’ een grote overzichtstentoonstelling aan het grafische werk van Asger Jorn. Bij de tentoonstelling verscheen een catalogus met essays (Sadowsky, 2019), gewijd aan Jorns grafiek.
|
|
Lena Nievers, curator bij het Salzburgse museum, wijst in haar essay in de tentoonstellingscatalogus op het “enorme existentiële belang dat het maken van kunst voor Jorn had.” Zij signaleert: “kunst en leven waren voor Jorn op intieme en verwarrende wijze met elkaar verweven” (Nievers, 2019, blz. 31, 32). In de herziene en uitgebreide uitgave van de catalogus van Jorns grafische werk (Presler, 2009) vult de Oostenrijkse kunsthistoricus Wieland Schmied, die Jorn goed heeft gekend, dit beeld aan: voor Jorn was kunst “de absolute uitdrukking en onmisbare drijvende kracht van ons wezen. Voor Asger Jorn was kunst niet het zekere resultaat, maar de onophoudelijk gestelde vraag; geen onveranderlijke bestemming, maar een permanent vertrekpunt” (Schmied, 2009, blz. 61).
|
|
Jorns experimenteerdrift
Zowel Nievers als Schmied wijst op de rol die toeval speelde in Jorns werk: “Vooruitgang is niet mogelijk zonder toeval, spel en experiment,” want, zo redeneerde Jorn, “dit spel, dat slechts toevallig lijkt, vertegenwoordigt precies die doelloze en oneconomische uitbreiding van macht die doelen, mogelijkheden en betekenissen schept.” Jorn claimde nadrukkelijk “de vrijheid om te experimenteren zonder enig doel en vanuit de directe zintuiglijke ervaring.” Daarbij hoorde het risico om fouten te maken: “Experimentele kunst vereist dat de kunstenaar risico’s neemt om tot een uniek werk te komen” (Nievers, 2019, blz. 32).
Behalve Jorns experimenteerdrift, memoreert Schmied het vertrouwen van Jorn op zijn instinct en het uitbannen van een bewuste werkwijze: “Zijn ding was spontaniteit, niet revisie, voortdurend nieuwe risico’s, niet routine.” Het feit dat hij zich liet leiden door instinctieve krachten “verklaart in hoge mate de complexe kwaliteiten van zijn schilderijen en grafisch werk: de perfectie van zelfs werk-in-uitvoering, de objectiviteit van hun expressiviteit, de suggestieve geest van zijn persoonlijke mythologieën” (Schmied, 2009, blz. 61).
Schmied beschrijft ook Jorns innerlijke onrust en enorme vitaliteit: “Het is alsof Jorn werd gedreven door een niet aflatende stroom beelden, dat de mogelijkheden van nieuwe visuele ervaringen hem naar steeds andere plekken lokten en zijn plannen voortdurend deden veranderen” (Schmied, 2009, blz. 71). En: “Behept met een tomeloze vitaliteit [...], gedreven door de lust om te experimenteren, beproefde hij de meest uiteenlopende technieken van het kunstenaarsvak” (Schmied, 2009, blz. 59). Dit experimenteren met de meest uiteenlopende technieken is bij uitstek terug te zien in zijn grafische werk.
|
|
Belang van grafische kunst voor Jorn
Het beoefenen van grafische kunst was voor Asger Jorn meer dan een onderbreking van zijn schilderwerk. Wieland Schmied merkt op dat het maken van grafiek, en de betekenis ervan, bij Jorn hoog in het vaandel stond. “Voor hem was het werken met grafische technieken – met koperplaat, etsnaald en zuur, met lithosteen en pers, met mes en houtblok – een existentiële ervaring die gelijkwaardig, of bijna gelijkwaardig was aan het ter hand nemen van penseel, verf en doek. Geen ander werk kon ervoor in de plaats komen; de resultaten konden in geen enkel ander medium worden gerepliceerd” (Schmied, 2009, blz. 62).
Al op jonge leeftijd verklaart Jorn dat hij zich wil gaan bezighouden met muurschilderingen en grafische kunst. Hij begint dan ook al vroeg in de jaren dertig, op circa achttienjarige leeftijd, met het maken van grafiek. Aanvankelijk maakt hij vooral linoleumsnedes in realistische stijl, waarvan de eerste bekende dateren van 1932. In 1933 maakt hij enkele etsen. Vervolgens verblijft hij vier jaar in Parijs, waar hij in de leer gaat bij Le Corbusier en Léger. In deze periode produceert hij geen ‘eigen’ werk, alleen studies.
Het etsen pakt Jorn naar eigen zeggen pas in 1939 weer serieus op. Hij studeert dan aan de kunstacademie van Kopenhagen en kan zelf in de ateliers van de academie zijn afdrukken maken. In hetzelfde jaar drukt hij op de academie ook zijn eerste zwart-witlitho’s. Pas in 1942 verschijnt er kleur in zijn litho’s.
|
|
|
Asger Jorn, Sommerleg, 1944
Litho, 65,5 x 48 cm (blad), 61,5 x 43 cm (beeld)
Uitgegeven door Thorkild Hansen en gedrukt door Jens Christian Sørensen, Kopenhagen
Collectie Olla Art
|
|
Ook na het verlaten van de academie blijft Jorn toegang houden tot de ateliers van de academie. In deze periode, tot begin jaren vijftig, is hij zo arm als een kerkrat. Een uitgever heeft hij niet en een vaste kring afnemers evenmin. Drukken doet hij dan ook vaak in slechts enkele exemplaren, gebruikmakend van de academiefaciliteiten. Dit verklaart waarom hij, vaak jaren later, “om de belangrijke incunabelen van zijn grafische kunst te behouden” (Lehmann-Brockhaus, 1977, blz. 98), nieuwe oplages laat maken op basis van de oorspronkelijke clichés.
Schmied merkt daarbij op dat Jorn hartstochtelijk experimenteerde en voortdurend aan het bijschaven was, wat het relatief grote aantal staten en proeven van zijn grafische werk verklaart. Bovendien, stelt Schmied, limiteerde hij zijn latere oplages bewust. Hij had zijn eigen “theorie van artistieke economie”. “De wereld, dacht hij, had maar een beperkt vermogen om dingen op te nemen, dus hoe kleiner de oplage van een druk, des te groter de kans om ander nieuw werk te maken. Bovendien wilde hij niet dat zijn werk boven elke bank hing” (Schmied, 2009, blz. 62).
|
|
Naoorlogse periode
Vanaf 1943 maakt Jorn voor zijn grafische werk nog maar incidenteel gebruik van de faciliteiten van de academie. In deze periode werkt hij mee aan grafische projecten met collega-kunstenaars. Dit levert enkele gezamenlijke portfolio’s op, waarvoor een uitgever wordt gevonden in de persoon van galeriehouder Thorkild Hansen.
In 1945 begint Jorn aan zijn eerste grote ‘eigen’ drukproject. Hiertoe start hij een samenwerking met het lithografisch atelier van Jens Christian Sørensen in Kopenhagen. Pas jaren later, in 1949, mondt dit uit in het portfolio ‘8 Litografier’ ofwel de ARS-Mappen, uitgegeven door het Zweedse ARS Förlag in Stockholm.
Jorn doet er intussen alles aan om door te breken – hij is een noeste netwerker en verspreidt zijn drukken her en der. De belangstelling in eigen land blijft echter uit. Het Zweedse nationale kunstmuseum daarentegen koopt werk van hem aan uit het ARS-project. Het zijn de eerste werken van Jorn die in een publieke collectie terechtkomen. Als in dezelfde periode het Museum of Modern Art in New York informeert naar zijn werk, stuurt Jorn hun een omvangrijke verzameling grafiek en documentatie toe over de Deense spontaan-abstracte beweging. Het is onduidelijk wat er met deze collectie is gebeurd, maar feit is dat enkele van de werken in 1950 op een kunstbeurs in Cincinnati terechtkomen. Het werk wordt opgemerkt, waarna Jorn bescheiden commerciële successen begint te boeken.
|
|
De jaren vijftig
De volgende stap in Jorns grafische carrière wordt gemarkeerd door de samenwerking die hij rond 1952 aangaat met het Kopenhagense drukkershuis Permild & Rosengreen. Het eerste project dat hij met hen doet, betreft de cyclus ‘Af den stumme myte’ (Van de stille mythe – de titel duidt op de mythe die niet zelf spreekt, maar door middel van beelden de toeschouwer zijn verhaal laat construeren). Vanuit het sanatorium van Silkeborg, waar hij herstellende is van tuberculose, stuurt hij het materiaal voor dit lithografische project met uitvoerige aanwijzingen naar Permild & Rosengreen. Ursula Lehmann-Brockhaus beschrijft de ontwikkeling die Jorn dan doormaakt als volgt: “De maanden van inactiviteit openden de poorten naar een stroom van werk waarin het fantasmagorische element in zijn verbeelding was versterkt en dit element zijn beelden mythische kracht had gegeven. Centraal in zijn denken stond een werk waaraan hij de veelzeggende titel ‘Af den stumme myte’ gaf. In deze cyclus ging – in de vorm van tekeningen, olieverfschetsen, litho’s, etsen en linosneden – veel voorbereidend en uitprobeerwerk zitten, voordat het resulteerde in het uiteindelijke product” (Lehmann-Brockhaus, 1977, blz. 101).
|
|
|
Asger Jorn, Af den stumme myte, opus 4b, 1952
Litho (‘Tilstandstryk’), 35,2 x 51,8 cm (blad), 26,5 x 40,7 cm (beeld)
Uitgegeven en gedrukt door Permild & Rosengreen, Kopenhagen
Privécollectie Joachim Schüler, Fulda
|
|
Permild & Rosengreen drukken ‘opus 4b’ van deze cyclus in een oplage van 100 exemplaren. De hierboven afgebeelde proef, in afwijkende kleurstelling, zonder het later toegevoegde blauw, maakte tot voor kort deel uit van de collectie van Olla Art, en is inmiddels in particulier bezit.
|
|
Ontwikkeling in Jorns etswerk
Over Jorns etswerk merkt Wieland Schmied op dat zijn vroege etsen nog de invloed van Klee en Miró verraden, maar dat al snel “overal rondom, onder en tussen de figuraties Scandinavische begroeiing ontspruit. Graspollen, mos, onkruid, struiken – een oerwoud van lijnen ontluikt op de plaat en overwoekert de formele kosmos van zijn grote voorbeelden: uit Miró komt Jorn tevoorschijn” (Schmied, 2009, blz. 65-66). Schmied vervolgt zijn even plastische als treffende typering als volgt: “Dit netwerk van lijnen, deze wildernis van streken die zich vertakken over de koperen plaat – hier dichtslibbend tot een onontwarbare klomp, daar zich verdunnend, maar toch onderdeel van een eindeloos web – is de evocatieve, spontaan en onbedoeld gekrabbelde ondergrond die de kunstenaar associatieve prikkels oplevert voor zijn verhelderende interventies. En het moedigt hem aan om sluimerende figuratieve kernen nog wat meer te laten rijpen, totdat ze ontwaken als suggestieve tekens” (Schmied, 2009, blz. 66).
In 1942 experimenteert Jorn met het gebruik van aquatint in zijn etsen, maar aquatint zal – ook in zijn latere werk – slechts een ondergeschikte rol blijven spelen. “Jorn gaf er altijd de voorkeur aan zijn duisternissen, zijn zwarte ondergronden, zijn schaduwrijke wirwar van lijnen en dichtbegroeide mythische wezens te genereren door het gebruik van dicht gebundelde, dik getrokken of diep geëtste lagen van pennenstreken, in plaats van door het scala aan toonwaarden dat aquatint biedt,” zo verklaart Schmied (2009, blz. 67) dit.
Pas in 1958 zal Jorn kleuretsen gaan maken, nog altijd met spaarzaam gebruik van aquatint. Lehmann-Brockhaus signaleert: “Aan het eind van de jaren vijftig dringt in zowel de schilderijen als de grafiek een gepassioneerde beweging het beeld binnen en zijn in de wervelende, soms chaotische beweging van het handschrift bijna geen vormen meer te onderscheiden” (Lehmann-Brockhaus, 1977, blz. 106). Zij verwijst daarbij naar een ets uit 1958 (in de werkcatalogus van Van de Loo opgenomen als nr. 215 en onderdeel van de uitgave ‘Friedhof der Maulwürfe’), waarvan een zeldzame kleurenversie in bezit is van Olla Art (de reguliere oplage kwam in zwart-wit van de persen).
|
|
|
Asger Jorn, zonder titel, 1958 (opgenomen in: Friedhof der Maulwürfe)
Ets, aquatint en vernis mou, 33,1 x 26,5 cm (blad), 15,6 x 13,1 cm (beeld)
Uitgegeven door Galerie van de Loo en gedrukt door F. Bruckmann KG, München
Collectie Olla Art
|
|
Dezelfde Lehmann-Brockhaus signaleert in de jaren zestig nieuwe ontwikkelingen in Jorns grafische werk. Zij ziet Jorn afstand nemen van mythe en fabel en meer scherpte in de tekening aanbrengen: “Tegen het midden van de jaren zestig keert een zekere helderheid en concentratie terug in de structuur van zijn werk. Binnen de stroom van lijnen en kleuren worden contouren weer leesbaar en uit wat zich op het beeldoppervlak afspeelt, ontstaan begrijpelijke associatieve thema’s. Het motief, dat nu in een meer diffuse sfeer verkeert, staat ver af van de vroegere fabelwereld. De fantasierijke kracht van Jorns diep verontruste aard wordt niet langer gepersonifieerd in een veelheid aan magische en mythische wezens. Het beperkt zich nu volledig tot visuele metaforen voor de percepties en toestanden van de spirituele ervaring van de kunstenaar, en de weerspiegeling hiervan in het beeld wordt steeds intenser en krachtiger” (Lehmann-Brockhaus, 1977, blz. 107).
|
|
Vertrouwensband met drukkers
In de jaren zestig werkt Jorn aan verschillende suites, in samenwerking met drukateliers in Parijs, Zwitserland, Duitsland en Denemarken. In enkele gevallen treden de drukkers ook op als uitgever. Behalve met Verner Permild van Permild & Rosengreen in Kopenhagen, werkt Jorn veelvuldig samen met Peter Bramsen in Parijs. Bramsen is een Deen die in 1963 bij het gerenommeerde drukkersatelier Clot in Parijs gaat werken. Samen met Guy Georges, kleinzoon van de oprichter, vormen ze in 1965 het huis Clot, Bramsen & Georges. Met Bramsen zal Jorn vanaf 1967 meer dan vijftig litho’s en houtsnedes produceren. Ook met Franz Larese van Galerie im Erker (vanaf 1973: Erker-Galerie) in St. Gallen, die in 1962 de Erker Presse opricht, zal Jorn meerdere keren samenwerken. Met Larese produceert hij onder meer de iconische suite ‘Von Kopf bis Fuss’ (twaalf litho’s, uitgegeven in 1966-1967).
Deze samenwerking met tal van drukkers vormt een rode draad in Jorns kunstenaarsloopbaan. Schmied formuleert het als volgt: “Samenwerking met de vakmensen van de drukkerij speelde voor Jorn een bijzondere rol. Hij beschouwde de productie van een grafisch werk altijd als een nauwe samenwerking tussen kunstenaar en drukker. Er moest wederzijds begrip zijn met weinig woorden; de drukker moest anticiperen op en reageren op de intenties van de kunstenaar, zonder langdurige discussie. Als zo’n vertrouwensrelatie niet tot stand kwam, stapte Jorn al snel over naar een ander drukatelier” (Schmied, 2009, blz. 70).
|
|
Samenwerking met Van de Loo
De samenwerking met Galerie van de Loo in München neemt in al deze collaboraties een bijzondere plaats in. Tot ver in de jaren vijftig – Jorn is dan al over de veertig – is er nog steeds geen galerie of kunsthandel bereid zijn grafiek in zijn fonds op te nemen en actief aan de man te brengen. Dat verandert rond 1958, als Jorn in contact komt met Otto van de Loo en zijn vrouw Heike, eigenaar van Galerie van de Loo in München. Van de Loo geeft in de periode 1958-1959 een aantal etsen van Jorn uit, waaronder het boek ‘Friedhof der Maulwürfe’ (1959), met een tekst van Arthus Carlheinz Caspari en etsen van Asger Jorn.
|
|
|
Asger Jorn, zonder titel, 1959
Kleurenets, bewerkt met droge naald, 30 x 42,5 cm (blad), 20,6 x 26,4 cm (beeld)
Uitgegeven door Galerie van de Loo en gedrukt door Asger Jorn, Heimrad Prem
& H.P. Zimmer op de pers van de kunstacademie van München
Collectie Olla Art
|
|
Eerder, in 1953, was Jorn, die nog herstellende was van tuberculose, van het sanatorium in Silkeborg verhuisd naar een herstellingsoord in Zwitserland. Hij had daar een veertigtal etsen gemaakt, maar deze waren slechts in een oplage van 15 exemplaren gedrukt bij een kleine drukker in Genève. Van de Loo besluit een selectie van deze etsen opnieuw uit te geven. Na een lichte bewerking door Jorn, verschijnt deze suite van 23 etsen in 1961 onder de titel ‘Schweizer Suite’.
|
|
|
Asger Jorn, Gaieté retenue, 1953 (opgenomen in: Schweizer Suite, 1961)
Drogenaaldets, 38 x 28 cm (blad), 17,4 x 8,5 cm (beeld)
Uitgegeven door Galerie van de Loo en gedrukt door Graf-Presse, München
Collectie Olla Art
|
|
In de periode tussen 1958 en 1966 pendelt Jorn heen en weer tussen Parijs en Denemarken. Hij concentreert zich vooral op lithografische technieken en doet projecten met de drukkers Beaudet in Parijs en het vertrouwde Permild & Rosengreen in Kopenhagen. In 1963 verschijnt bij Galerie Birch in Kopenhagen de omvangrijke Jubiläumsserie (24 litho’s).
|
|
|
Asger Jorn, Dead spot, 1958
Litho, 69,7 x 49,5 cm (blad), 62,9 x 41,3 cm (beeld)
Uitgegeven en gedrukt door Permild & Rosengreen, Kopenhagen
Collectie Olla Art
|
|
In 1966 is Jorn terug in München: Galerie van de Loo geeft dat jaar een suite van 27 etsen van hem uit. In datzelfde jaar organiseert Van de Loo de eerste grote expositie van Jorns grafische werk. Tussen Jorn en Van de Loo is een vriendschapsband ontstaan, die zal voortduren tot aan Jorns dood in 1973.
De in 2015 op 91-jarige leeftijd overleden Van de Loo was overigens niet zo maar een galeriehouder. Hij was tevens hartstochtelijk kunstverzamelaar. En hij wierp zich op als uitgever, zowel van portfolio’s met grafisch werk van Jorn als van de zeer complete en onmisbare catalogus van het grafisch werk van Jorn (Weihrauch, 1976). In 2009 gaf Van de Loo een tweede editie van deze catalogus uit, geactualiseerd en vermeerderd met beschouwingen en nadere bijzonderheden over het grafische werk (Presler, 2009).
|
|
Omgang met het onvoorziene
Over Jorns experimenteerdrift, zijn ‘honger naar het artistieke avontuur’, is al het een en ander gezegd. Voor zijn grafische werk hield dat in dat hij voortdurend op zoek was naar het uitdrukkingspotentieel van de diverse druktechnieken en daarin zo ver wilde gaan als maar kon (Nievers, 2019, blz. 32).
Jorn werkte – zeker in zijn latere jaren – meestal zonder voorstudies. Hij hield van druktechnieken die weinig correctiemogelijkheden kennen, zoals het drogenaaldprocédé, waarbij de tekening direct in de koperplaat wordt geëtst. “Voor meerkleurige houtsneden of litho’s gebruikte hij niet meerdere drukblokken, maar drukte hij vanaf slechts één blok, waaraan hij bleef werken tot de steen in stukken brak; ‘als ik klaar ben, is er niets van over’” (Nievers, 2019, blz. 33). In dit verband haalt Nievers ook Franz Larese van Erker Presse in St. Gallen aan, die zich herinnert hoe Jorn omging met het onvoorziene: “Jorn hield ervan als er iets onvoorziens, iets dringends en terloops in zijn werk verscheen, zodat hij dat weer onder zijn controle kon brengen en domineren” (ibid.).
In een artikel getiteld ‘Jorn als Graphiker’, opgenomen in een tentoonstellingscatalogus van het Kestner-Gesellschaft uit 1973, schetst Ursula Lehmann-Brockhaus (destijds Ursula Schmitt), geciteerd door Schmied, een vergelijkbaar beeld van de wijze waarop Jorn in het drukproces te werk ging: “Tijdens het drukproces ontstaan keer-op-keer varianten – enig in hun soort – waarbij Jorn niet alleen de kleuren maar ook de volgorde van platen of stenen verandert ten opzichte van de uiteindelijke staat. Het beeld begint nu echt als een optische illusie te flikkeren en onthult de krioelende figuraties die in de verschillende lagen van het beeld verborgen zitten. De drukkunst, met zijn mogelijkheden tot parafraseren, biedt een uitstekend en door Jorn geliefkoosd middel om de potentiële, ook-nog-mogelijke en meerduidige aspecten van het beeld dat hem bezighoudt echt zichtbaar in het spel te brengen” (Schmied, 2009, blz. 71).
|
|
|
Asger Jorn, Proposition enceinte, 1971 (opgenomen in: Entrée de secours)
Drogenaaldets in acht kleuren, 65,5 x 50 cm (blad), 36,5 x 26,9 cm (beeld)
Uitgegeven en gedrukt door Georges Visat, Parijs
Collectie Olla Art
|
|
Tussen dagdroom en nachtmerrie
Volgens Nievers was het Jorns doel om zijn schilderkunstige creaties te voorzien van een mysterieuze kwaliteit, om te laveren tussen herkenbaar en vaag, iets overlatend aan de fantasie. Een werk zou zich nooit volledig mogen onthullen aan de toeschouwer. “De uitdaging is om ‘onze verwondering te behouden’ bij het beschouwen van het werk. Het figuratieve karakter van zijn werken heeft vaak iets vluchtigs, aangezien zijn figuren in de abstractie lijken te verdwijnen of eruit opduiken, net zoals je denkt dat je een gezicht in een wolk ziet, om even later te ontdekken dat het al is verdwenen” (Nievers, 2019, blz. 33).
Over Jorns beeldentaal zegt Nievers verder: “De beeldentaal van Asger Jorn staat zeker dicht bij de vroege Noordse kunst en mythologie, maar hij nam niet zozeer specifieke beelden over als wel een basisprincipe dat hij identificeerde als een sleutelkenmerk van de Scandinavische mythologie, en dat bijzonder bij hem paste” (Nievers, 2019, blz. 34).
Over de beelden die Jorn in zijn werk opriep, citeert Schmied wederom uit het artikel van Lehmann-Brockhaus uit 1973: “Wat Jorn daar op beeldvlak aan het licht brengt, tussen dagdroom en nachtmerrie, is een fantasmagorie van vormen die geheel in de ban zijn van mythe en magie; eigenaardige hybride wezens – producten van een diep verontruste verbeeldingskracht en een animistische manier van natuurbeleving – voeren daar, tussen visioen en spook, beheksing en betovering, drama en klucht, van alles in hun schild” (Schmied, 2009, blz. 63-64).
|
|
|
Asger Jorn, zonder titel, 1972
Litho, 47,3 x 65 cm (blad), 39 x 53,5 cm (beeld)
Uitgegeven door Kestner-Gesellschaft, Hannover, en gedrukt door Clot,
Bramsen et Georges, Parijs
Collectie Olla Art
|
|
Permanent vertrekpunt
Ten aanzien van Jorns drijfveren en recapitulerend wat kunst voor hem betekende, haalden we hierboven Schmied (2009, blz. 61) al aan. Kunst was voor Jorn de absolute uitdrukking en onmisbare drijvende kracht. Voor hem was kunst niet het zekere resultaat, maar de onophoudelijk gestelde vraag. Voor hem was kunst geen onveranderlijke bestemming, maar een permanent vertrekpunt.
Zijn bestemming heeft Jorn ten slotte gevonden: hij overleed op 1 mei 1973, op 59-jarige leeftijd. Zijn laatste grafische werk staat hierboven afgebeeld. Daaraan ontbreekt Jorns vertrouwde signatuur. Hij kon nog slechts enkele bladen signeren.
|
|
Literatuur
Lehmann-Brockhaus, Ursula (1977). Graphics. In: Guy Atkins (red.), Asger Jorn: The crucial years 1954-1964. A study of Asger Jorn’s artistic development from 1954 to 1964 and a catalogue of his oil paintings from that period. Londen: Lund Humphries Publishers, blz. 89-109.
Nievers, Lena (2019). Jest and earnest or Asger Jorn and the interpenetration of art and life. In: Thorsten Sadowsky (red.), Errations in Wood, Copper and Stone. Asger Jorn’s prints. Salzburg/München: Museum der Moderne/Klinkhardt & Biermann Verlag, blz. 31-37.
Presler, Gerd (red.) (2009). Asger Jorn. Werkverzeichnis der Druckgrafik. Catalogue Raisonné of Prints. München/Silkeborg: Galerie van de Loo/Silkeborg Kunstmuseum.
Sadowsky, Thorsten (red.) (2019). Errations in Wood, Copper and Stone. Asger Jorn’s prints. Salzburg/München: Museum der Moderne/Klinkhardt & Biermann Verlag.
Schmied, Wieland (2009). Asger Jorn: the graphic artist. In: Gerd Presler (red.), Asger Jorn. Werkverzeichnis der Druckgrafik. Catalogue Raisonné of Prints. München/Silkeborg: Galerie van de Loo/Silkeborg Kunstmuseum, blz. 59-73.
Weihrauch, Jürgen (red.) (1976). Asger Jorn. Werkverzeichnis Druckgrafik. München: Galerie van de Loo.
|
|
Ander aanbod bij Olla Art:
|
|
|
|